Aaltine Hoekstra

10 Posts Back Home

Vreemde ontwikkelingen

Er is iets vreemds aan de hand. Ik ben vanochtend uit geheel eigen beweging een rondje gaan hardlopen met mijn buurvrouw, één van de betere (beste?) hardloopsters uit Urk. Nouja, het was niet echt hardlopen, maar dribbelen, zoals mijn buurvrouw het liefkozend noemde.

Maar goed, ik had gevraagd of zij eens een rondje met me wilde rennen om me tips te geven wat betreft techniek. Waarom? Ja, dat vraag ik mezelf ook nog steeds af. Ik vind hardlopen echt niet leuk. Ik vind er niks aan. En ik wil er ook niks mee. Toch heb ik mezelf ten doel gesteld in de zomervakantie elke dag een kilometer of twee / drie te rennen, en tot nog toe doe ik dat elke dag braaf.

Er schuilt iets leuks in iets doen wat je niet leuk vindt. Iets waar je moeite voor moet doen; iets wat niet vanzelf gaat….

Alhoewel het ook te maken kan hebben met foto’s en filmpjes die ik van mezelf terugzag toen ik in april meedeed aan de 12-dorpenloop. Als een soort gebochelde Quasimodo zwoegde, ploeterde en sleepte ik mezelf voort om binnen de tijd een afstand van 4,6 km te halen. Wat was dat een kwelling. Nóg hoor ik de stem van mijn collega Annemarie vanuit de auto: ‘Hoofd omhoog, Aaltine, hoofd omhoog!’ En wat voor mijn gevoel een eindsprint was, was niet meer dan strompelen en wild maaien met mijn armen om vooruit te komen, getuige een filmpje dat ik later zag.

Ja, ik denk dat deze verklaring dichter de waarheid benadert waarom ik (technisch) acceptabel een paar kilometer wil kunnen rennen. Volgend jaar ga ik zeer zeker niet meedoen met de 12-dorpenloop. Maar mocht ik mezelf ooit nog eens rennend terugzien op beeld, dan liever als een lichtvoetige hinde die over de weg zweeft, dan een stampende Quasimodo.

Lui fietsen

Onlangs heb ik een nieuwe fiets gekocht, en halleluja, die lelijke mamafiets van 12 in een dozijn kon eindelijk weg. Eigenlijk fietste ik daar allang niet meer op, want wat een onding zeg. Nee, ik fietste de laatste tijd op Geert z’n fiets, een elektrische fiets.

Maar wat wil nu het geval, ik ben principieel tegen elektisch fietsen. Er is eigenlijk geen doelgroep waarvan ik denk ‘elektrisch fietsen is goed voor jou.’ Neem bijvoorbeeld jongeren en/of mensen van mijn leeftijd: de meesten die je op een elektrische fiets ziet fietsen, daarvan denk je algauw: voor jou zou het helemaal niet zo slecht zijn om eens zelf een beetje moeite te doen voor fietsen.

De doelgroep bejaarden op een elektische fiets is er helemaal eentje van een levensgevaarlijke categorie. En dan heb ik het nog niet eens over de categorie bejaarde met een elektrische fiets én een helm op! Zo’n fiets gaat gewoon te snel voor een categorie waarvan de reactiesnelheid trager wordt. Wanneer je Truus, met een kort pittig kapsel, een spijkerjasje, en twee fietstassen achterop, in de verte al ziet aan komen suizen, dan rem je automatisch af, toch? Zij zal het in ieder geval niet doen.

Als ze dan ook nog eens een helm dragen, dan gaan automatisch alle alarmbellen rinkelen. Deze categorie fietsers beschermt zichzelf alvast met een helm, omdat ze weten dat ze een potentieel gevaar op de weg zijn.

Er is eigenlijk maar één categorie fietsers voor wie het enigszins te verklaren valt om elektrisch te fietsen: dat zijn ouders met kleine kinderen, en die een zitje voorop en achterop hebben. Dat is loodzwaar trappen. Alhoewel, juíst met kleine kinderen op een fiets ongeveer 30 km/h aantikken, is ook gevaarlijk, en eigenlijk niet aan te raden.

Dus ja, toen ik een tijd lang iedereen voorbij sjeesde op een VanMoof, deed dat best een beetje pijn.

Modern bedelen, v2

Aangezien een belangrijk persoon in mijn leven een stukje promotie naar de mensen toe deed over mijn blog, en ik er daardoor drie lezers bij kreeg, had ik direct het gevoel mezelf te moeten nuanceren over mijn stukje ‘modern bedelen’. Achteraf bezien tikte ik toch wat te kort door de bocht mijn stuk. (Maar goed, het was ook zaterdagavond half 10 ofzo).

Ten eerste, ik geloof in God, de schepper van hemel en aarde, dus ik ben niet tegen het uitdragen van je geloof. We zouden juist allemáál een lichtend licht en een zoutend zout moeten proberen te zijn. Maar evangeliseren in een ander continent vind ik oprecht aanmatigend. Je komt als witte (blanke) rijke westerse, vanuit je eigen cultuur, opvattingen, overtuigingen en perspectief naar een ander, vaak armer land, en je gaat mensen uit andere culturen, met andere traditities, overtuigingen en perspectieven de les lezen. En ik begrijp wel, natuurlijk is het niet zo zwart-wit als ik zeg, natuurlijk evangeliseert iedereen vanuit de beste bedoelingen, en waarschijnlijk echt met het idee een ander te helpen. Maar toch.

Nederland is geloof ik één van de snelst seculariserende landen momenteel. 6 op 10 Nederlanders behoren niet tot een religieuze groep. Zou je dan niet veel beter dichter bij huis kunnen gaan evangeliseren? Waarom naar een ander land of continent gaan? Hier in het grijze Nederland zeg in Creil* gaan evangeliseren is natuurlijk veel minder avontuurlijk. Maar misschien wel zinvoller? Zinvoller omdat je met je medelanders een samenleving vormt, en er momenteel genoeg werk in de winkel in Nederland is.

In mijn vergelijking van gister is een vakantietripje naar Ibiza** natuurlijk niet hetzelfde als een camper aan willen schaffen voor pensioenopbouw. (Kan iemand mij trouwens uitleggen hoe je met een camper pensioen opbouwt? Door verhuur? Of het bezit?) Maar het punt is, je doet wat, dat heeft consequenties, accepteer die consequenties dan ook.

* zeer willekeurig gekozen. Geen idee wat de statistieken over Creil zeggen.
** Interessant ook om eens na te gaan wat er allemaal voor connotaties en bijklanken aan het woord Ibiza kleven.

Modern bedelen

Van de week las ik zo’n bijzonder artikel in het Urkerland. Het ging over een ‘vreemd’ stel (als in niet-urkers) en dat stel had een camper nodig om pensioen op te bouwen, maar het was tegenwoordig zo lastig om aan een camper te komen. De reden dat dit stel een camper als pensioen nodig had, was omdat ze in het dagelijks leven ergens evangeliseren voor de arme mensjes en kindertjes in de rimboe, en daarmee, boehoe, geen pensioen opbouwen. Ja, ik heb wat tegen de evangelisatie expansiedrift.

Vervolgens wordt in dat artikel elke Urker opgesomd met wie dat stel al eens contact heeft gehad. Gevoetbald met die, iets georganiseerd met die. Koffiegedronken met die, naar Zingen in de Zomer geweest met zus, enz. enz. Oja, en de vader van het stel heeft een tijdje gewerkt op het Berechja College. Deze opsomming van personen was kennelijk de grond en de reden waarop men nu een beroep wilde doen op de Urker bevolking: help ons aan een (goedkope) camper, voor ons pensioen, voor het goede werk dat wij voor anderen doen.

Het is alsof ik, die op het Berechja College werk, de plaatselijke middelbare school, en goed werk voor de gemeenschap doe, graag naar Ibiza wil, maar door het schamele docentensalaris er het geld niet voor heb, en vervolgens een oproep doe in het Urkerland aan de Urker bevolking mij te helpen. Zou je geld naar mij overmaken?

zelf evaluatie

Ik had besloten om na een week schrijven – waarom heb ik zoveel moeite met het woord bloggen? – mezelf te evalueren. Na zeven stukjes te hebben geschreven, niet voor niets het getal van de volheid, zou ik terugkijken op mijn activiteit. Maar dat ik een bijzonder slechte rekenaar ben, dat weten de meesten wel, en alles waar getallen en/of eenheden aan te pas komen, dat gaat mis bij mij. Ik blijk al 8 blogs te hebben geschreven.

Desalniettemin hier een stukje review. De onderwerpen om over te schrijven die komen eigenlijk vanzelf wel. Het is ergens wel leuk om voor jezelf een doel te hebben elke dag ergens over te schrijven, want dat maakt dat je geest ook wat meer openstaat. Iets wat je ziet, hoort, leest, ervaart of meemaakt toets je aan de vraag of het leuk is om over te schrijven; of er een ‘verhaal(tje)’ inzit.

Het tempo van elke dag schrijven, houdt ook een beetje de vaart erin. Als ik één of twee keer per week iets zou schrijven, dan zou het elke keer een heel gewichtig iets moeten zijn. Nu ik elke dag móet schrijven, heb ik die luxe niet, en is het meer een kwestie van oefening en herhaling. En je hebt ook geen ruimte om heel kritisch over jezelf te zijn, want je móet elke dag op de publiceerknop klikken. Er valt nog genoeg te leren en te ontwikkelen, en dat is eigenlijk heel leuk. Zo hier op dit kleine hoekje van het internet.

Dus ik denk dat ik in ieder geval de komende weken op deze manier doorga. Wel ben ik volgens mij lang van stof, maar je hebt het in ieder geval tot hier gered met lezen!

Een goede week voor de ezel

Ik begin eindelijk in een vakantieritme te komen. De kinderen ook, merk ik. Zelfs Geert doet parttime mee, want vanmiddag zagen we onszelf aan het eind van de middag zomaar op de bank liggen en afleveringen van Modern Family bingen.

Zo’n eerste vakantieweek vind ik maar niks. Het hoge tempo waarin ik de laatste weken voor de vakantie heb gewerkt, ben ik nog niet kwijt, dus ik ben nog een soort van hyper. Maar ik niet alleen, de kinderen ook. Dat was een inzichtje dat ik vorige week had: ook zij moeten wennen, even hun draai vinden. Vorige week dacht ik nog dat ik zes weken thuis niet zou trekken, de energie van de kinderen, mijn irriaties daaromtrent, het intensieve gebruik van het huis, de dagelijkse sleur van huishoudelijke taken die nooit stopt, de regenachtige dagen. Halleluja.

En toch, toch wordt het beter. Ten eerste, en vooral, mezelf vermanend toespreken niet te blijven zwelgen in zelfmedelijden. Langerzamerhand wordt iedereen ’s ochtends wat later wakker. Rustiger ook overdag. Met mooi weer buiten spelen, met regen hangen voor de tv. En zo eis ik ook zelf de tv overdag op om een beetje series te kijken. Overdag nog wel! Soepeler worden. Je achtste ijsje vandaag? Ja hoor, geen probleem. De verplichte wekelijkse boodschappen wordt een gezamenlijk uitje.

Ik vind het leuk om me te focussen op mijn eigen doelen voor deze zomer. Elke dag in ieder geval rond de 2km hardlopen en gemiddeld rond de 8ooo stappen zetten. Ik heb zelfs een verzwaard vest gekocht om het wandelen uitdagender te maken.

Wie is deze vrouw??

Hormonen

Een tijdje geleden las ik een boek over hormonen. Geen zweverig of spieriewitueel boek, maar eentje geschreven door een endocrinoloog, en alles evidence based. Vind ik tóch even belangrijk om erbij te zeggen.

Hij legde het volgende uit; wat ik bijzonder grappig vond (vind): vrouwen hebben in hun jaren vanaf de puberteit tot aan de menopauze meer oestrogeen, en dat maakt ze zachtaardiger, zorgzamer, emotioneler. Mannen hebben daarentegen meer testosteron, en dat maakt ze dominanter, harder en agressiever (dit is natuurlijk even zeer algemeen en generaliserend).

Dat gedeelte vond ik nou niet per se grappig (als wel herkenbaar), maar de rollen draaien naarmate de man en vrouw ouder worden dus om! Dat vind ik vooral grappig. Na de overgang daalt het oestrogeenniveau van de vrouw, en stijgt het testosteronniveau. Het zorghormoon van de vrouw neemt dus dratisch af. Bij de man daarentegen daalt het testosteron en stijgt het ‘vrouwelijke’ hormoon. De man wordt zorgzamer, emotioneler en weekhartiger. Hoe bijzonder, en hoe onhandig eigenlijk ook.

Ik vertelde dit weetje tegen mijn vader, en ik zag een blik van herkenning in zijn ogen, haha.

Woorden doen ertoe

Het is denk ik zo’n jaar of vijf geleden, Fokke Geert en Kalle waren nog klein, dat we bij wijlen oma Lobby op de koffie waren, en we zouden naar huis gaan, en ik zei gekscherend ‘Nou, dan zal ik mijn tuig meenemen.’ Een oom van Geert berispte me toen best serieus (zo voelde dat) met dat ik zoiets niet kon zeggen, want ‘het doet ertoe welke woorden we naar onze kinderen gebruiken.’

Zoals dat gaat met berispingen wilde ik me in eerste instantie verdedigen, of het afzwakken, of het niet zo serieus nemen. Ik bedoel, ik houd groots van mijn kinderen, het was maar een geintje, kun je dan niets meer zeggen? Maar toch lieten de woorden van Geerts oom me niet helemaal los. Gaandeweg ben ik gaan inzien dat het ertoe doet welke woorden we naar onze kinderen gebruiken, met welke woorden we iets zeggen, beschrijven of uitleggen. Woorden zijn nooit waardenvrij. En woorden bepalen hoe je de wereld om je heen beschrijft. Een kind moet het doen met de woorden die zijn ouders gebruikt. Laten het dan het liefst mooie woorden zijn.

Zoals filosoof Ludwig Wittgenstein (1889 – 1951) het al stelde: ‘De grenzen van mijn taal, zijn de grenzen van mijn verbeelding.’

Ha Haasse tsjoe

Vergeef mijn gekunstelde titel, maar ik voel me ziek. Of ik ben ziek. Of: ik voel me ziek, dus ik ben ziek. Ik wilde toch even aandacht hiervoor vragen.

In de afgelopen weken heb ik de biografie van Hella S. Haasse gelezen ‘Leven in de verbeelding’ door Aleid Truijens. Ik was nieuwsgierig naar deze biografie, omdat ik vooral het Indische werk van Haasse met veel plezier en belangstelling heb gelezen. Ik hoopte in haar biografie meer te weten te komen over haar leven en jeugd in het toenmalige Indie, en haar positie tegenover haar (koloniale) verleden.

Het thema over Haasse als jong (welgesteld) meisje op Java, en het ontbreken van enige kritische zelfreflectie over haar bevoorrechte positie, vond ik het meest interessant om te lezen. Truijens beschrijft goed hoe met het verstrijken van de tijd, en door voortschrijdend inzicht, Haasse steeds scherper naar haar eigen verleden kijkt. Als je ergens middenin zit, kun je vaak het geheel niet overzien, want je bent onderdeel van het geheel. Maar het is nooit te laat om je eigen meningen/overtuigingen/ideeen te scherpen of te veranderen.

Iets anders wat ik sterk uit deze biografie heb gehaald, is dat je nooit alles kunt hebben. Ga je voor het ene, dan heeft het consequenties voor het andere. In het geval van Haasse: ze heeft haar leven gewijd aan de literatuur, dat is haar ook gelukt, ze is een gelauwerd auteur, maar dat lijkt ten koste gegaan te zijn van de relatie met haar dochters. Voor hen was ze er niet echt (geven haar dochters aan), en ze zat vooral in haar eigen wereld. Dit geldt overigens net zo goed voor een man. (Hm, nu ik dit zo schrijf vind ik het toch een beetje problematisch wat ik schrijf, dus spreek me er gerust op aan, en ik ga nog eens goed kauwen op dit onderwerp).

Als ik een (auto) biografie lees, dan ben ik vooral benieuwd naar de persoon achter de … (vul maar in waar hij/zij zich een positie in de publiciteit heeft verworven). Dat vond ik in deze biografie erg tegenvallen. Het is een lineaire opsomming van periodes geworden, en in elke periode wordt beschreven wat Haasse allemaal doet. Veel meer benieuwd was ik naar wie Haasse is. Voorbeeld: op een gegeven moment woont Haasse weer in Nederland, en Truijens beschrijft dat Haasse een rijk sociaal leven heeft, en Truijens geeft een opsomming van alle afspraken, lezingen en etentjes die ze heeft. Als lezer verwacht je dat de auteur daar een punt of een bedoeling mee heeft. Maar nee. Het hoofdstuk is afgelopen. En zo gaat eigenlijk het tweede deel van de biografie maar door.

Al met al begon de biografie veelbelovend, maar nu is het vooral een worsteling door de opsommingen van lezingen, reisjes, prijzen en afspraken heen.

ibiza van het noorden

Het is denk ik een jaar of zeven geleden, Fokke Geert was ruim een jaar, en ik was twintig weken zwanger van Kalle, dat we een midweekje naar Texel zouden. Dit was na het lezen van een artikel over Texel, in de trant van ‘Texel, het Ibiza van het noorden.’ Aangezien we geregeld op Ibiza zijn geweest, waren onze verwachtingen natuurlijk hooggespannen. Om het gevoel helemaal compleet te krijgen, zouden we ook nog overnachten in een Yurt, en we zagen ons al idyllisch met een ronddartelende peuter voor ons tentje zitten te relaxen, genietend van de mooie natuur en omgeving.

Je voelt ‘m natuurlijk al aankomen. Geen van onze verwachtingen bleek waarheid. Het voelde alsof we een beetje gefopt waren. Het landschap was niet anders dan de flevopolder, met weilanden, schapen en koeien. De dorpjes, de huizen, de restaurantjes, alsof het telkens net niet lukte. Dat slapen in een Yurt? Het was koud en winderig; we konden niet buiten zitten, maar waar we wel telkens voor naar buiten moesten, was de wc. Heel leuk als je twintig weken zwanger bent, met een zwakke blaas. Daar zaten we dan ook, ’s avonds om 19.00u met zn tweetjes in het donker, in bed, omdat Fokke Geert dan ging slapen. We kwamen wel uitgeslapen terug, haha.

Flashforward naar juli 2023. Weekendje Texel met de familie. Geen hooggespannen verwachtingen van de omgeving. Rekening gehouden met wind en regen. Lekker een camping, die zo ongeveer het halve eiland beslaat, onbeperkt vermaak voor de kinderen, een groot ruim huis met genoeg slaapkamers, badkamders en wc’s. Fokke Geert die samen met zo’n opa een Wie is de mol-spel heeft bedacht en uitgewerkt. En elke keer dat de zon zich onverwacht laat zien, voelt als een extraatje.

‘Alles is veel voor wie niet veel verwacht.’ Een bekende dichtregel uit het gedicht ‘De Dapperstraat’ van J.C. Bloem. Een wijsheid die toch altijd maar weer blijkt.

Navigate