Divers

Niet de leerling, maar de docent

Op het Ichthus College, waar ik een fantastische boekenkast in mijn lokaal had.

Een paar dagen terug luisterde ik naar een mooi interview in een Nieuwsuur-uitzending van een bestuurder die invloedrijke posten had bemand en nu als leerkracht voor de klas stond.

Aan haar werd de vraag gesteld wat de reden kon zijn van de dalende lijn die het onderwijs liet zien (ongelooflijk veel vacatures; dalende resultaten).

Zij kwam met een treffend antwoord: docenten/leerkrachten worden vooral gezien als uitvoerders, en niet als professionals. Volgens haar zag je deze tendens ook in de zorg. Doordat onderwijzers vooral worden gezien als uitvoerders, die voor de leerling aan het werk zijn, vergeet het management beleid te maken dat ervoor zorgt dat de onderwijzer zijn/haar werk zo goed mogelijk kan uitvoeren.

Als het beleid van een school er vooral op gericht is om de onderwijzer zo goed mogelijk te faciliteren, dan zal dit automatisch positieve gevolgen voor de leerlingen hebben. Bij de onderwijzer moet je zijn, niet de leerling.

Een verbindende wc-rol

Een doodgewone doordeweekse dag waarop ik de kinderen naar bed breng:

Rine (meisje): oh, mama, je bent zo zacht. Zachtjes aait ze over mijn armen. Ik smelt.

Kalle (jongen): terwijl ik enigszins uitgeblust ‘ik ga slapen, ik ben moe’ zing, krijg ik een wc-rol naar mijn hoofd gegooid.

Het heeft echt wel een tijdje geduurd voordat ik jongens snapte. De manier waarop ze de verbinding zoeken. Die is bij jongens (in ieder geval bij onze jongens) fysiek. Aan je zitten, op je springen, tegen je aan beuken. Zo totaal anders dan een meisje (in ieder geval de onze) dat doet.

Dus als ik een wc-rol tegen me aangegooid krijg, dan weet ik mezelf ondertussen in te houden, dan gooi ik ‘m lekker hard terug, en Kalle heeft dikke lol.

Kerkgang

Eerder deze week schreef ik over de vraag waarom ik altijd naar de kerk ga, terwijl ik er toch ook veel op aan te merken heb.

M’n wederhelft merkte nog op, ga je niet naar de kerk omdat je gelovig bent? Die reden is voor mij zo aanwezig, dat ik ‘m vergat te noemen.

Vandaag in de kerk probeerde ik beter te ervaren waarom ik toch graag heen ga. Ik hou ervan om ergens deel vanuit te maken. Ik hou ervan om wekelijks dezelfde mensen te zien. Ik hou van de herhaling. Ik hou van de gedwongen stilte.

En: elke ketter een letter. Uitspraak van de dominee, die ik nog niet eerder gehoord had. Mooie beeldspraak.

Vervulling

Met de boekenclub lazen we Madame Bovary en in een eerdere blog schreef ik al hoe ik ergens halverwege in het verhaal obsessed raakte door Emma. Dat bleek niet voor iedereen leerde ik gisteravond op de boekenclub, nouja voor één iemand eigenlijk.

Thema’s als verveling, begeerte, vervulling en verlossing kwamen langs, en ik moest denken aan het boek Veranderen: methode van Edouard Louis dat ik een tijdje geleden las. Een autobiografisch verhaal.

Zeer gedetailleerd lees je hoe Edouard er alles voor doet en voor overheeft om uit het arme milieu in Noord Frankrijk te ontsnappen. Hoe zijn lach te hard is, hoe hij zijn bestek niet goed vasthoudt, en teveel smakt. Hoe hij zijn haarlijn aanpast, en meerdere gebitsconstructies ondergaat. Ook Parijs is voor Edouard het ultieme eindpunt. Hij komt daar terecht, op een prestigieuze school en verkeert uiteindelijk in de betere kringen.

Maar voor Edouard is er (ook) geen verlossing. De begeerte naar Parijs geeft hem niet de vervulling die hij voor ogen had.

Dames en heren, dit had ik gister nog willen zeggen.

Kerkgang

M’n hele leven ga ik al naar de kerk. En ik houd ook wel van naar de kerk gaan.

Maar in de kerk zitten.

Ik heb iets tegen gebeden die op halve preken lijken. En toch zit ik er elke zondag.

Ik heb iets tegen zingen op hele noten. En toch zit ik er elke zondag.

Ik heb iets tegen preken om het preken. En toch zit ik er elke zondag.

Ik heb iets tegen preken waarbij je aan het begin al weet wat het punt is. En toch zit ik er elke zondag.

Ik heb iets tegen preken waarbij de werkelijkheid zo simplistisch voorgesteld wordt. En toch zit ik er elke zondag.

Waarom?

Bloed prikken

Gister was ik met onze oudste bij de dokter, en terwijl de dokter FG z’n nek controleerde, noemde hij allemaal moeilijke woorden, die de assistente vervolgens noteerde.

In de auto vroeg FG wat die moeilijke woorden allemaal betekenden. Ik: geen idee, een dokter heeft wel 12 jaar gestudeerd, dus daarom gebruikt hij allemaal moeilijke woorden, die ik ook niet ken.

Vandaag moest FG bloed prikken, om het één en ander uit te sluiten. De assistente prikte een ader, maar die was zo fijntjes dat er geen bloed uitkwam. Dus ze pakte een ander naaldje, zocht een andere ader op, en klopte een paar maal op z’n arm om z’n ader wat op te laten komen.

FG: ‘Heb je hier nou 12 jaar voor gestudeerd?’

Pareltje

Een pareltje uit Lang leve de liefde:

Vrouw: ‘Wat een man kan doen om mij te versieren? Dicht bij zichzelf blijven. Maar zeker op mij afstappen.’

Ja, dat kan nie hè.

Optocht

Gister met de opening van het culturele seizoen van scab liepen we met de aanwezigen van de ene locatie naar de andere locatie, onder leiding van een gids, en voorop liepen twee participanten van het project begeleidend op trommels te slaan.

We waren een bijzonder gezelschap, want door de stromende regen liep een lange sliert mensen onder tromgeroffel door het oude dorp.

Omstanders vroegen zich ook af wat wij eigenlijk deden. Meerdere malen werd een coronaprotest geopperd, of een andersoortig protest, of iemand dacht misschien toch een avondvierdaagse?

Bij de botterskuur werd onder leiding van theatervormgever Rob muziek gemaakt met mensen met een beperking. Rob heeft binnen zijn project geprobeerd het geluid van Urk te vangen.

Na afloop werd aan één van de deelnemers gevraagd: ‘En hoe groos ben je op deze uitvoering?’

‘Ja, ik ben erg lang.’

Het was een mooie avond.

Rood

Gister was ik namens een samenwerkingsverband op een bedrijfsbezoek.

Een flitsende, salesachtige kalende accountmanager leidde ons rond door het productiegedeelte van het bedrijf.

Enthousiast vertelde hij over het kleurensysteem dat ze hebben om werknemers in te delen: rood, blauw en groen. Rood staat voor onderaan de ladder, veel fouten maken, niet zelfstandig mogen werken, enz. Dus voor slecht als je het mij vraagt. Sowieso brengt ‘rood’ dat soort associaties ook met zich mee.

Ik: ‘dat is toch heel raar om zo je werknemers in te delen? Daar spreekt toch helemaal geen vertrouwen uit?’ (Terzijde: het is lastig voor dit bedrijf om zich personeel te vinden, en het verloop is hoog. Joh!)

Onze gastheer begon wat te stamelen en halfslachtig het systeem te verdedigen, en eindigde met: we zijn best wel een mannenbedrijf, met competitie, en niemand wil rood zijn.

Nou, ik zou er niet eens willen werken.

Navigate