Divers

Campinglife

Gaandeweg ontwikkelen we een campingliferoutine. Ketchup als lunch? Campinglife. Door ervaring hebben we geleerd dat we ’s ochtends moeten bunkeren, want je weet maar nooit wanneer je op de dag weer kunt eten. Eten is zo’n beetje het thema waar het de hele dag om draait.

Net als hoe iedereen geslapen heeft. Dit is trouwens vooral een thema bij de 35+ groep. Die starten nogal stroef en stram, en met de nodige paracetamollen de dag. Te klein bed, te warm in de caravan, te koud in de tent, matras als een zwart gat, een hellend matras, deken te klein, deken te warm, voeten wel of niet onder de dekens, gekneusde ribben bij het opstaan. Het valt toch allemaal niet mee.

Om 10 uur komen we bij elkaar om ongeveer tot 12.00u te bespreken hoe laat we die dag een activiteit zullen ondernemen, om vervolgens om 13.00u te constateren dat het nu te laat is om wat te doen. Dus gaan we maar het eten voor die avond voorbereiden.

Kamp Van den Berg

Heerlijk op z’n Urkers hebben we kamp Van den Berg opgezet op de camping. We zijn hier met 10 volwassenen, en 9 kinderen, maar we hebben een caravan, tent en drie chalets met in totaal 32 slaapplekken.

Waar ik verder erg van geniet:
– 1 appje ‘koffie in de tent’ en vanuit alle windrichtingen komen familieleden tevoorschijn ploppen.
– Zwager Hendrik z’n gevleugelde uitspraak ‘eerst een tomaatje, dan een chocolaatje’ (zijn recept om een kleurtje te krijgen).
– Hoe het meisje achter de snackbar dacht dat ze ons niet goed verstaan had toen we 16 frikandellen bestelden.
– Rine die een ‘brokstootje’ deelde met het buurjongetje.
– Afspraakjes als ‘We zien elkaar om 18.00u bij de wasmachines’, zijn geenszins amoreus van aard. Maar echt om te wassen.
– Een safaritent roept allerlei associaties op, maar betekent hier uitkijken op een veld met geiten en ezels. Iehaaaaaa.
– De meesten houden wel van momenten op zichzelf, maar dan heb je Geert die continu, de hele tijd, iedereen bij elkaar wil hebben.

Spullen

We zijn vandaag bepakt en bezakt aangekomen in de Franse Vendee, voor een weekje. Gister heb ik thuis ongeveer 6km rondgelopen, terwijl ik druk bezig was met schoonmaken, was wegwerken en inpakken.

Opnieuw verbaasde (en beschaamde) ik me erover aan hoeveel spullen ik gewend geraakt ben, om mezelf draaiende te houden.

Voor mijn haar: shampoo, verzorgende spray, fohn, hittebeschermingspray, soms hittebeschermingscreme, krultang, haarlak, soms droogshampoo. Skincare: cleanser, exfoliant, toner, moistuzer. Lichaam: bodylotion, verzorgende olie, bodyscrub. parfum, deodorant. Make-up: bb-cream, soms serum met spf, soms foundation, aparte kwast, transparante poeder, aparte kwast, wenkbrauwgel, highlighter, aparte kwast, iets voor op m’n lippen, mascara. Nagels: cleanser, prep, peel, basecoat, kleurtje, shine.

Met de billen bloot

Zo eens in de zoveel tijd ga ik naar the Waxing Company. Zoals de naam al doet vermoeden waxen ze daar alles. Joh. Benen, oksels, en alles daar beneden. Het is uitsluitend voor vrouwen, en dat er een markt voor is, blijkt uit de drie vestigingen die The Waxing Company heeft. Vanmiddag was het weer zover.

Het was een ongeveer jaar of vijftien geleden dat ik samen met mijn oudste zus naar Almere toog om all the way te waxen. We kwamen in een op het oog dubieus straatje terecht in Almere Buiten, met allemaal eenpitters op een rij, waaronder dus – geheel in het roze – The Waxing Company. We maakten toen kennis met Claudia, die de Brazilian Wax naar Nederland had gehaald.

Je komt daar alleen binnen, als je vrouw bent, en ze van binnen de deur voor je open doen. Nederlands en/of Engels spreken de ‘depiladora’s bijna niet. Het is Spaans, Portugees of Braziliaans. Heerlijk ongemakkelijk. Want als je daar in een kamertje ligt, letterlijk met de billen bloot, en je begint een beetje te ratelen van de zenuwen, dan leidt dat nergens toe.

De depiladora’s zijn heel discreet, en vriendelijk. In de voorbije jaren heb ik er heel wat meegemaakt, en ze moeten wel een passie hebben voor het (verwijderen van) haren. Terwijl je daar ligt, in een tl verlicht kamertje, wordt er eerst een chirurgische lamp op het plaats delict gericht, en waxlaag voor waxlaag wordt het gebied vrij verklaard. Vanmiddag was het licht van de lamp niet eens voldoende, en kwam er zelfs een bril aan te pas om er zeker van te zijn dat er geen vijandelijke resten achterbleven.

Iedereen heeft graag eer van zijn werk. Na 30 minuten pijn verbijten, en het gevoel hebben het ergste te hebben gehad, wordt er plotseling een spiegel uit een laatje gehaald, met de vraag: ‘Would you like to see it?’ Ja, wat zeg je dan? Je begrijpt dat de depiladora trots op haar werk is, het viel tenslotte niet mee, maar of ik per se naar mijn eigen onderkant wil koekeloeren? Ehm. Maar goed, beleefdheid gaat voor ongemak, dus met een ‘really nice’ werp ik er een blik op, en dan is het ook weer klaar.

Vakantiepret

Vakantie is.. alles meenemen wat je aan thuis doet herinneren. Het mooiste aan vakantie is.. thuiskomen. Je gaat op vakantie om te beseffen hoe goed je het thuis hebt. Zomaar wat uitspraken die ik graag bezig. Maar wat is vakantie nou eigenlijk?

Van Dale geeft drie betekenissen voor vakantie. 1. periode waarin geen lessen worden gegeven. 2. Jaarlijks toegekende vrije tijd voor werkenden, en 3. reis naar en verblijf elders voor zijn plezier. Als ik aan het woord vakantie denk, dan denk ik aan vrij, ontspannen en ontheven zijn van je dagelijkse verplichtingen. Als je daar punt 1 en 2 uit de Van Dale bij optelt, dan heb ik nooit meer vakantie. Sorry kinderen, maar dat komt door jullie.

Nog zo’n opmerking die ik amper kan verdragen: als er tegen je gezegd wordt, omdat je in het onderwijs werkt, lekker dat je zes weken vakantie hebt. Dan adem ik langzaam door m’n neus in met opgetrokken neusvleugels, en met de kaken stijf op elkaar geklemd adem ik langzaam weer uit. Ja, het is lekker tot een uur of 10 ’s ochtends. Lekker een beetje uitslapen, als ik geluk heb, heeft Geert een kopje koffie op bed gebracht, beneden nog eens een kopje koffie gedronken, rondje met de hond gedaan. En dan. Dan kom je sereen en kalm terug het huis in, kijk je om je heen en is er een apocalyptische ontploffing geweest in die 20 minuten dat je weg was. Vanaf dat punt is het gewoon weer hard werken en is er geen vrije tijd toegekend voor de werkende.

Aanstaande zondagochtend reizen we naar en verblijven we elders, voor ons pleizer, op een camping in Frankrijk. De hele familie is er dan (al) ook. We gaan plezier hebben, we gaan geen vrij hebben, we gaan ons vermaken. We creëren weer verhalen om ons het komende jaar aan te laven. Ik neem lekker mijn eigen beddengoed en kussen mee, mijn eigen allesreiniger en waspoeder. Chloor, sopdoeken en wc-borstels bij de hand. Wat zal ik een heerlijke vakantie hebben. Iemand trouwens nog een kruimeldief te leen?

Evaluatie 2

Weer een week verder, en wat betekent dat ik al veertien dagen elke dag een stukje schrijf. De komende tijd zal ik de donderdag gebruiken om te evalueren, om erachter te komen wat ik nou eigenlijk vind, en of er een basis ontstaat om mee door te gaan. Beschouw het maar als een gesprek dat in mijn hoofd plaatsvindt.

Ten eerste, afgelopen week heb ik zowaar reacties gekregen op blogs. Online en offline. Dat vind ik enerzijds leuk, anderszijds schiet ik haast in een kramp. Kijk, het is niet zo dat ik mezelf meet met Multatuli, als ik zeg ‘Ik wil gelezen worden. Ja, ik wil gelezen worden.’ Maar als je niet gelezen wil worden, dan schrijf je in een schrift of notitieblok, en houd je het voor jezelf. Overigens wilde Multatuli ‘zóó schryven dat het gehoord werd,’ en was het hem niet te doen om hoe hij schreef. Voor mij is het juist wel een oefenplaats in het schrijven zelf.

Een oefenplaats in schrijven waar je imaginaire lezers voor ogen hebt, die mogelijk kunnen reageren, en je daarmee van feedback voorzien. Wanneer er dan daadwerkelijk een reactie komt (naast de reacties van mijn liefste cheerleader, love you Geert), schrik ik als het ware op uit mijn bubbel, en moet ik me plotseling verhouden tot de (opmerking van een) ander. Dat is leuk, en confronterend tegelijk. Maar leuk.

Iemand vroeg, vind je het niet lastig dat je met een blog niet weet wie er leest? Dit bijvoorbeeld in tegenstelling tot Instagram, waar je kunt zien wie je verhaal bekijkt. Ik denk het niet. En dat heeft voor mij te maken met het feit dat je moeite moet doen om op deze plek terecht te komen, en te lezen. Het is niet, zoals met de meeste social media, dat het naar je toekomt, om het vervolgens gedachteloos te kunnen consumeren. Wie zoekt tegenwoordig nog bewust blogs op? Niet veel, denk ik, maar degenen die dat doen, zijn wel de leukere mensen, zoals jij bijvoorbeeld.

Inhoudelijk vind ik het allemaal redelijk matig wat ik schrijf, maar het grappige is, het weerhoudt me er niet van om door te gaan. Iets doen is altijd nog beter dan niets doen.

Geur van het leven

Een tijdje terug las ik een mooi artikel in het nrc weekend over iemand die een winkel had met parfums die niet meer geproduceerd werden. Via allerlei kanalen kocht hij overal ter wereld parfums op die verder uit de handel waren. En zijn winkel liep storm. Van heinde en ver kwamen mensen naar zijn winkel toe om specifieke parfums te kopen, omdat geuren zoveel herinneringen en emoties oproepen. Ook bijvoorbeeld om herinnerd te worden aan een dierbare overledene.

Een geur is haast poëzie. (Een aangename geur dan. Niet zoals laatst bij crossfit, toen iemand aan mij vroeg ‘Ik hoop niet dat je mijn scheet rook tijdens de wod?’) Nee, een geur die even je adem doet stokken, en je meeneemt naar tijdloze droomwereld. Een geur kan je meenemen naar een tijd die voorbij is, naar een persoon die je ooit was. Een geur vertelt een verhaal.

Daarom heb ik ook besloten om D’ORSAY a couer perdu. LB te omarmen als mijn parfum voor de rest van mijn leven. Per toeval kwam ik bij dit parfum terecht, en deze deed alle geuren verbleken die ik ooit gedragen had. Dit parfum verdient daarom ook een podium vanavond.

Vreemde ontwikkelingen

Er is iets vreemds aan de hand. Ik ben vanochtend uit geheel eigen beweging een rondje gaan hardlopen met mijn buurvrouw, één van de betere (beste?) hardloopsters uit Urk. Nouja, het was niet echt hardlopen, maar dribbelen, zoals mijn buurvrouw het liefkozend noemde.

Maar goed, ik had gevraagd of zij eens een rondje met me wilde rennen om me tips te geven wat betreft techniek. Waarom? Ja, dat vraag ik mezelf ook nog steeds af. Ik vind hardlopen echt niet leuk. Ik vind er niks aan. En ik wil er ook niks mee. Toch heb ik mezelf ten doel gesteld in de zomervakantie elke dag een kilometer of twee / drie te rennen, en tot nog toe doe ik dat elke dag braaf.

Er schuilt iets leuks in iets doen wat je niet leuk vindt. Iets waar je moeite voor moet doen; iets wat niet vanzelf gaat….

Alhoewel het ook te maken kan hebben met foto’s en filmpjes die ik van mezelf terugzag toen ik in april meedeed aan de 12-dorpenloop. Als een soort gebochelde Quasimodo zwoegde, ploeterde en sleepte ik mezelf voort om binnen de tijd een afstand van 4,6 km te halen. Wat was dat een kwelling. Nóg hoor ik de stem van mijn collega Annemarie vanuit de auto: ‘Hoofd omhoog, Aaltine, hoofd omhoog!’ En wat voor mijn gevoel een eindsprint was, was niet meer dan strompelen en wild maaien met mijn armen om vooruit te komen, getuige een filmpje dat ik later zag.

Ja, ik denk dat deze verklaring dichter de waarheid benadert waarom ik (technisch) acceptabel een paar kilometer wil kunnen rennen. Volgend jaar ga ik zeer zeker niet meedoen met de 12-dorpenloop. Maar mocht ik mezelf ooit nog eens rennend terugzien op beeld, dan liever als een lichtvoetige hinde die over de weg zweeft, dan een stampende Quasimodo.

Lui fietsen

Onlangs heb ik een nieuwe fiets gekocht, en halleluja, die lelijke mamafiets van 12 in een dozijn kon eindelijk weg. Eigenlijk fietste ik daar allang niet meer op, want wat een onding zeg. Nee, ik fietste de laatste tijd op Geert z’n fiets, een elektrische fiets.

Maar wat wil nu het geval, ik ben principieel tegen elektisch fietsen. Er is eigenlijk geen doelgroep waarvan ik denk ‘elektrisch fietsen is goed voor jou.’ Neem bijvoorbeeld jongeren en/of mensen van mijn leeftijd: de meesten die je op een elektrische fiets ziet fietsen, daarvan denk je algauw: voor jou zou het helemaal niet zo slecht zijn om eens zelf een beetje moeite te doen voor fietsen.

De doelgroep bejaarden op een elektische fiets is er helemaal eentje van een levensgevaarlijke categorie. En dan heb ik het nog niet eens over de categorie bejaarde met een elektrische fiets én een helm op! Zo’n fiets gaat gewoon te snel voor een categorie waarvan de reactiesnelheid trager wordt. Wanneer je Truus, met een kort pittig kapsel, een spijkerjasje, en twee fietstassen achterop, in de verte al ziet aan komen suizen, dan rem je automatisch af, toch? Zij zal het in ieder geval niet doen.

Als ze dan ook nog eens een helm dragen, dan gaan automatisch alle alarmbellen rinkelen. Deze categorie fietsers beschermt zichzelf alvast met een helm, omdat ze weten dat ze een potentieel gevaar op de weg zijn.

Er is eigenlijk maar één categorie fietsers voor wie het enigszins te verklaren valt om elektrisch te fietsen: dat zijn ouders met kleine kinderen, en die een zitje voorop en achterop hebben. Dat is loodzwaar trappen. Alhoewel, juíst met kleine kinderen op een fiets ongeveer 30 km/h aantikken, is ook gevaarlijk, en eigenlijk niet aan te raden.

Dus ja, toen ik een tijd lang iedereen voorbij sjeesde op een VanMoof, deed dat best een beetje pijn.

Modern bedelen, v2

Aangezien een belangrijk persoon in mijn leven een stukje promotie naar de mensen toe deed over mijn blog, en ik er daardoor drie lezers bij kreeg, had ik direct het gevoel mezelf te moeten nuanceren over mijn stukje ‘modern bedelen’. Achteraf bezien tikte ik toch wat te kort door de bocht mijn stuk. (Maar goed, het was ook zaterdagavond half 10 ofzo).

Ten eerste, ik geloof in God, de schepper van hemel en aarde, dus ik ben niet tegen het uitdragen van je geloof. We zouden juist allemáál een lichtend licht en een zoutend zout moeten proberen te zijn. Maar evangeliseren in een ander continent vind ik oprecht aanmatigend. Je komt als witte (blanke) rijke westerse, vanuit je eigen cultuur, opvattingen, overtuigingen en perspectief naar een ander, vaak armer land, en je gaat mensen uit andere culturen, met andere traditities, overtuigingen en perspectieven de les lezen. En ik begrijp wel, natuurlijk is het niet zo zwart-wit als ik zeg, natuurlijk evangeliseert iedereen vanuit de beste bedoelingen, en waarschijnlijk echt met het idee een ander te helpen. Maar toch.

Nederland is geloof ik één van de snelst seculariserende landen momenteel. 6 op 10 Nederlanders behoren niet tot een religieuze groep. Zou je dan niet veel beter dichter bij huis kunnen gaan evangeliseren? Waarom naar een ander land of continent gaan? Hier in het grijze Nederland zeg in Creil* gaan evangeliseren is natuurlijk veel minder avontuurlijk. Maar misschien wel zinvoller? Zinvoller omdat je met je medelanders een samenleving vormt, en er momenteel genoeg werk in de winkel in Nederland is.

In mijn vergelijking van gister is een vakantietripje naar Ibiza** natuurlijk niet hetzelfde als een camper aan willen schaffen voor pensioenopbouw. (Kan iemand mij trouwens uitleggen hoe je met een camper pensioen opbouwt? Door verhuur? Of het bezit?) Maar het punt is, je doet wat, dat heeft consequenties, accepteer die consequenties dan ook.

* zeer willekeurig gekozen. Geen idee wat de statistieken over Creil zeggen.
** Interessant ook om eens na te gaan wat er allemaal voor connotaties en bijklanken aan het woord Ibiza kleven.

Navigate