Divers

Verkneukelen

Terwijl ik naar huis fietste, was ik me compleet aan het verkneukelen over welke superlatieven ik naar vriendin A zou sturen over het feit dat …. ‘hoi’ tegen mij had gezegd.

Deze specifieke persoon kennen wij van vroeger, en het is mijn gewoonte om iemand die ik, al is het vagelijk, ken, gedag te zeggen.

Deze persoon, die nu wél halfslachtig hoi zei, ziet me normaal gesproken wel, loopt wat rood aan, en op het moment dat ik een hap lucht neem om hallo te zeggen, draait ze haar gezicht weg, en laat mij al luchthappend als een vis op het droge achter.

Hartgrondig zijn A en ik het er over eens dat het geen enkele moeite kost om hallo tegen iemand te zeggen. Vooral als je diegene kent. En op Urk ken je elkaar al gauw, omdat iedereen weleens een klasgenoot van je is geweest, een teamgenoot, een buur of een bekende van familie of vrienden.

(Het heeft me jaren training gekost om iemand die ik (min of meer) ken, recht in de ogen aan te kijken en geen hallo te zeggen. Het druist tegen al mijn principes in, maar ik kan het nu wel. Keihard.)

Je kunt gewoon hallo zeggen, immers? Je ziet elkaar toch? Wat voor twee gewone zielen uit Urk een favoriet gespreksonderwerp is, dat was voor journalist Charlotte Boström ook een microrevolutie: gedag zeggen tegen de mensen in je omgeving. Het levert alleen maar voordelen op.

Hallo zeggen is een bevestiging van je bestaan.

Het moet maar eens afgelopen zijn

Het moet maar eens klaar zijn. Afgelopen. Afgelopen met dat altijd maar aardig willen gevonden zijn. Altijd maar druk maken om wat een ander denkt of wat een ander vindt.

Misschien moet ik maar een ronduit onaangenaam figuur worden. Mezelf dwingen een onsympathiek iemand te zijn. Nooit meer sorry zeggen. Niks meer omkleden met excuses. Kijken wat dat oplevert.

Nee, dat klinkt ook niet aantrekkelijk. En ook niet erg uitnodigend. Ach, ik weet het ook niet.

Misschien is het dit: het is een heel vervelend gevoel als je het van een ander laat afhangen hoe je je over jezelf voelt. Dát vind ik vervelend, en daar zou ik me beter tegen willen wapenen.

Kan dat? Geen idee. Ooit las ik eens iets over kritiek krijgen. En de schrijver van dat stukje stelde dat je een lijstje van 5 mensen moest opstellen die je nabij waren en op wie je vertrouwde. Als je bijvoorbeeld opmerkingen of kritiek kreeg, en het kwam niet van deze 5 mensen, dan zou je het van je af kunnen laten glijden. Daarnaast kon je bij deze 5 mensen toetsen of de kritiek (die je kreeg) terecht was, of niet.

Mooie gedachte vind ik.

O, was ik maar een schildpad.

Generatiekloof

Ik ben serieus benieuwd hoe de informatieverwerking bij onze kinderen en aanverwante generaties zich ontwikkelt (of gaat ontwikkelen).

Waarschijnlijk generaliseer ik, en mijn overdenkingen zijn ook alleen maar op mijn eigen ervaringen berust, maar men leest niet meer. Nee, dat is niet waar. Men leest wel, maar het is een antwoord lezen gebaseerd op een gestelde vraag (aan Google of AI). Dus, men denkt niet meer (zelf).

In de afgelopen jaren merkte ik dat al op het mbo/hbo waarop ik lesgaf: een soort schrik, terugdeinzen voor langere teksten. Informatie opzoeken over iets wordt aan Google gevraagd, en dat wat bovenaan komt te staan is de waarheid. Nu is dat wat AI antwoordt, de waarheid.

Mijn oudste (9) moet een spreekbeurt. Zoiets vindt hij spannend, dus hij vraagt m’n hulp. Helemaal prima. Maar een (in mijn ogen simpele) opdracht als ‘Lees deze tekst over defensie door op je iPad, zodat je leert over het onderwerpt’ ontaardt in druk heen en weer scrollen, klikken op filmpjes, klikken op links. Alles, behalve gewoon lezen. Bovenaan de pagina beginnen, en doorlezen tot het einde.

Goed, ik maakte de taak overzichtelijker. Uit de tekst over defensie schreef ik uit elke alinea een vraag op die hij kon beantwoorden. Even later was hij klaar, en ik las de antwoorden door. De vragen waren redelijk goed beantwoord, maar ik las ook dingen terug die ik zelf niet in de tekst gelezen had. Even later kwam de aap uit de mouw: hij had elke vraag in Google ingetypt, en vanuit daar het antwoord opgeschreven. (Veel meer werk dan gewoon even lezen en antwoord opschrijven, als je het mij vraagt.)

Ben ik dan hopeloos ouderwets? Dat ik denk dat je het beste gewoon kunt lezen, en vanuit daar je antwoorden verzamelt op vragen die je hebt? Zelf nadenken, en niet een stukje software voor je laten nadenken? Weten wat je bron is, wie het schrijft, vanuit welke invalshoek het is geschreven, is toch ook belangrijk?

Wie gaat dat onze kinderen leren?

Alle ballen hoog houden

Alle ballen hoog houden. Dat is zo’n zin die je altijd leest in de context van vrouwen. Vrouwen lijken dit vaak te zeggen.

Als mannen met elkaar praten, zeggen ze dan ook zulke dingen tegen elkaar? Over dat ze alle ballen moeten hoog houden? (Ja, misschien in een andere context dan ik hier bedoel.)

Maar als je maar vaak genoeg woorden of zinnen herhaalt, dan wordt het vanzelf waar, en daarmee een cliché, en verliest het ook zo’n kracht. Weer de zoveelste die klaagt over alle ballen hooghouden, denk je dan.

Moet je het dan niet meer zeggen? Want als je iets niet benoemt, is het er niet. Terwijl het natuurlijk best zo kan zijn dat veel vrouwen het gevoel hebben dat ze op veel verschillende vlakken ‘de ballen moeten hoog houden.’

Geen idee, maar ik ben hier ook niet voor de antwoorden.

Wie A zegt..

Gister hoorde ik iemand zeggen dat je gewoon ‘ja’ moet zeggen. Zeg gewoon ja, en begin ergens aan. Dat is een mooi voornemen, mooie gedachte, mooie aanzet tot meer actie.

Maar het moet natuurlijk geen ja zijn, omdat je geen nee durft te zeggen. Dan is het een laffe ja. Dan zal er ook weinig goeds uit de ja voortkomen.

In de afgelopen tijd heb ik op veel dingen ja gezegd, en in 9 van de 10 gevallen pakt het positief uit. Maar er zijn ook dingen die totaal ‘geen joy sparken’ en die aan het eind van de balans meer kosten dan opleveren.

En ergens mee stoppen vind ik moeilijk. Het principe van ‘wie a zegt, moet ook b zeggen’ zit diep in mij. Maar b zeggen tot in het oneindige hoeft ook niet per se, toch? Please? Wil iemand bevestigen dat het ok is om ergens mee te stoppen? Dat er geen groot gat valt. Dat de aarde niet stopt met draaien? Dat andere mensen het wel zullen oppakken?

Vandaag ben ik met mijn radiocolumn gestopt, en binnenkort ga ik ook iets anders afzeggen. En ik hoop dat iedereen me dan nog wel steeds leuk vindt.

Comfortabel

Er is een type mens, dat iets te comfortabel met zichzelf is. Vaak ook van middelbare leeftijd. En ik denk dat ik geconstateerd heb waaraan je dat kunt zien. Of, wat een soort fysieke uiting is van dat comfortabele: namelijk een te dikke buik. Een dikke buik die strakgespannen in een blouse zit, waarbij tussen elk knoopje een stukje opbollende stof zit, als een soort kijkgaatje naar die buik.

Verder een ietwat rood hoofd, en altijd een hijgerige stem. Dat hijgerige komt ook omdat dit type mens graag aan het woord is. Maar veel praten kost energie, en dat is nou net wat er bij dit type mens ontbreekt. Energie, vitaliteit. Ooit zal dat er wel geweest zijn, stel ik me zo voor. Maar ergens met het klimmen van de jaren, is de energie verloren gegaan in comfortabel zitten.

Ledigheid is des duivels oorkussen.

Mannen die roepen dat ze vermoeid zijn. Of benoemen dat ze indommelen. Of sloom zijn. Op de één of andere manier heb ik daar moeite mee. Ik geloof dat het lezen van De vreemdeling van Albert Camus daarom één groot genietmoment gaat worden. En ik zit nog maar bij hoofdstuk 1.

Personificatie

Binnen het domein van formuleren heb je een stijlfiguur die je personificatie noemt. Je dicht dan levenloze dingen menselijke eigenschappen toe. Zoals De zon lachte vriendelijk of De stad ademde zwaar.

Levenloze dingen kunnen menselijk aanvoelen. Geen idee welke psychologische verklaringen je daar aan kunt koppelen, maar ik heb dit meegemaakt bij één van onze auto’s.

Jaren terug weigerde de auto waarin ik toen reed om een bepaalde weg in te rijden, en voor mijn gevoel heeft dat mijn leven gered (en dat van onze twee jongens).

We hadden destijds een Mercedes GLC, een vrij opa-achtige auto, en ik zou Geert van het vliegveld in Rotterdam ophalen, op een zondagmiddag, terwijl er een sneeuwstorm door het land raasde. Ik nam ook onze twee jongens mee, toen nog een peuter en een dreumes. (Achteraf had ik dat anders moeten aanpakken, maar goed.)

Het sneeuwde zo erg dat op een gegeven moment alle wegen hagelwit waren, en alle wegbewijzering eronder gesneeuwd was. Ik reed ook op onbekend terrein, en kon het door de sneeuwval allemaal niet meer zo goed zien.

Ik zou een weg inslaan, of een weg oprijden, en plotseling begon de auto te schokken. Hij hield zichzelf tegen, het was echt tegensputteren. Ik begreep niet goed wat er gebeurde, maar het voelde alsof de auto iets tegen me wilde zeggen. Het was te vergelijken met een hond die plotseling niet verder wil, terwijl je aan de riem trekt om ‘m mee te krijgen.

Wat bleek: ik zou een weg inslaan waarmee ik op een verkeerde weghelft terecht zou komen. Ik zou gaan spookrijden. En de auto voorkwam dat.

Nu zijn er natuurlijk allemaal technologische verklaringen te bedenken waarom de auto deed wat hij deed. Maar dat gevoel van tegensputteren, van haperen, van niet die weg willen inslaan, dat overheerst. En ik ben tot op de dag van vandaag die auto daar toch dankbaar voor.

Lang verhaal, en waarom moet ik daar plots weer aan denken? We hebben afgelopen week honderden kilometers door besneeuwd landschap gereden, en onze lieve mooie auto heeft ons daar toch maar veilig doorheen geloodst.

Terug

Al een paar dagen probeer ik voor mezelf in woorden te vangen wat ik nou precies zo mooi aan onze vakantie in Zweden vond.

Het is niet per se de sneeuw, of de mooiheid van de dorpjes. Het is ook niet per se de kou, want eigenlijk houd ik daar niet zo van.

Het heeft iets te maken met de omgeving, met de natuur, met de uitgestrektheid ervan. Met hoe nietig je eigenlijk voelt als mens. We hebben urenlang, kilometerslang door het Zweedse landschap gereden, zonder ook maar één andere auto tegen te komen. Urenlang rijden over flink besneeuwde, ijzige wegen maakt dat je voelt dat je niet zoveel voorstelt als mens.

Tijdens een wandeling las ik een stukje proza wat me bijzonder aansprak:

Een paar dagen in de Zweedse natuur maakt dat ik plotseling ook wil wildkamperen. Een klein wandelingetje van 5km maakt dat ik nu ook met een grote rugtas om wandelend door de bergen wil, zelf vuur wil maken, koffie boven een vuurtje wil drinken, geen luxe voorzieningen om me heen heb.

Zoiets is eigenlijk helemaal niks voor mij (ik houd er niet eens van om buiten Europa op vakantie te gaan) en daarom wil ik het denk ik het juist. Wat blijft er over als je comfortabele geconstrueerde leventje wegvalt?

Navigate