De aarde gaat naar de klote, en ik ga erachteraan. Ik geloof het, ik weet het, en toch ontbreekt vaak het urgente gevoel om écht mijn gedrag te veranderen.
Wat ik wel redelijk gepassioneerd doe, is afval scheiden. Ik scheid plastic, oud papier, gft, batterijen, glas, kleding en restafval. Regelmatig vis ik aan het eind van de dag restafval uit de gft-prullenbak omdat niet iedereen in mijn huishouden even secuur afval scheidt.
Maar, wat het gescheiden glaswerk vooral is: bier- en wijnflessen. En als je veel ruimte hebt om te garen, dan worden het na verloop van tijd veel bier- en wijnflessen. In principe niet zo chique. (Ik hecht toch waarde aan m’n reputatie).
En hier komt het probleem. De aarde redden is ongemakkelijk, het doet een beetje pijn, het schuurt. Want je moet er iets voor opgeven of iets voor laten.
Nu had ik de ruim vijftig wijn- en bierflessen in plastic (doorzichtige!) zakken al eens verplaatst van de kelder naar de garage. Ik had de zakken strategisch in het looppad van de deur gelegd, in de hoop dat als Geert erover zou strompelen hij de zakken achterin de auto zou gooien en ze zou wegbrengen naar de glasbak.
Maar timing is a bitch, Geert z’n rijbewijs werd afgepakt, dus hij strompelde wel over de bierflesjes, maar liep vervolgens door naar z’n fiets, en het glaswerk bleef uitgespreid over de vloer liggen. Ook niet zo chique, want als de garagedeur weleens openstond, en al die bier- en wijnflessen uitgestrooid over de grond lagen, zag dat er ook armoedig uit.
Afgelopen vrijdag had ik de geest, ik zat ik een positieve flow, en raapte alle wijn- en bierflessen weer bij elkaar en met drie bodybags vol reed ik driest naar de glasbakken bij de Aldi. Ik had alle gene opzij gezet, en begon zonder oogcontact te maken met wie dan ook, met mijn haar voor mijn gezicht, alle wijn- en bierflessen in de glasbak te gooien. In m’n ooghoeken hield ik in de gaten of ik geen bekenden zag, maar na een tijdje hoorde ik een brommend zoemend geluid dat steeds dichterbij kwam, en jawel hoor, precies naast mij stil stond.
Het was een oude man in een scootmobiel, die naast mij in de glasbak voor blank glas, z’n glazen potjes wilde weggooien. De afstand tussen de glasbak, de stoep en z’n scootmobiel was onhandig, dus hij kon z’n glazen potjes niet deponeren, maar hij moest als een soort basketbalworp z’n glaswerk met een gooitje in dat gat zien te krijgen. Terwijl hij daarvoor meerdere pogingen deed, vielen al z’n blikjes frisdrank uit z’n plastic tasje, die onhandig half onder z’n scootmobiel rolden.
Dit ongemak kon ik niet langer aanzien, en alhoewel strikt voorgenomen geen contact te maken met anderen, zei ik uit goed fatsoen, zal ik je even helpen?
Ik gooide z’n glaswerk in de glasbak, en bukte om z’n plastic flesjes op te rapen. Maar oude mannen in een scootmobiel, dat is toch altijd trainingsbroeken en wijdbeens zitten, dus daar zat ik gehurkt op ooghoogte bij zijn kruis plastic blikjes onder een scootmobiel op te rapen.
De aarde redden; het valt niet mee.